"Unleash your creativity and unlock your potential with MsgBrains.Com - the innovative platform for nurturing your intellect." » English Books » 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Add to favorite 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Select the language in which you want the text you are reading to be translated, then select the words you don't know with the cursor to get the translation above the selected word!




Go to page:
Text Size:

—Dat komt van de tocht, stel u gerust, men zal de lampen spoedig weder aansteken. Hebt slechts even geduld.

Wachten! Alweder wachten!

Maar op hetzelfde oogenblik hoorden wij in de gang een vreeselijk geraas, en toen ik mij omkeerde zag ik dat een helder licht zich over het water verspreidde.

—Moed! Moed! riep men ons toe.

En terwijl men door de opening aan de mannen, die zich op de bovenste trede bevonden, de hand reikte, naderde men ons door de gaanderij.

De ingenieur had zich aan het hoofd gesteld; hij was de eerste die op de trede stapte en ik lag in zijn armen, vóór ik nog een woord had kunnen uiten.

Het was hoog tijd, want mijn hart klopte bijna niet meer.

Toch besefte ik dat men mij wegdroeg, en dat, toen wij buiten de gang waren, men mij in dekens wikkelde.

Ik opende de oogen, maar een oogenblik daarop werd ik als verblind, zoodat ik genoodzaakt was ze weder te sluiten.

Het was dag, wij bevonden ons in de open lucht.

Op hetzelfde oogenblik wierp zich een wit lichaam op mij: het was Capi, die met een sprong op den arm van den ingenieur zat en mijn gelaat lekte. Ook voelde ik, dat men mijn rechterhand vatte en die kuste—Rémi fluisterde een stem,—het was Mattia. Ik wierp een blik om mij heen en ik ontdekte toen een talrijke menigte, die zich in twee rijen geschaard had, zonder den doortocht te belemmeren. Er heerschte een diepe stilte onder de menigte, want men had ieder gewaarschuwd ons door tranen noch klachten nieuwe aandoeningen te bezorgen; maar de houding en de blikken van allen spraken meer dan de stomme lippen.

In de eerste rij zag ik witte, met gouden versierselen bedekte gewaden, die in de zon schitterden. Het was de geestelijkheid van Varses, die zich naar den ingang van de mijn begeven had om daar voor onze bevrijding te bidden.

Toen wij te voorschijn traden, knielden zij in het stof, want gedurende veertien dagen was de bodem, die door stortregens door-en-door nat was geworden, gedroogd.

Twintig armen strekten zich uit om mij aan te nemen, maar de ingenieur wilde mij niet afstaan en, trotsch op zijn overwinning, gelukkig en fier bracht hij mij naar het kantoor, waar men eenige bedden gespreid had om ons daarop neer te leggen.

Twee dagen later wandelde ik door de straten van Varses, gevolgd door Mattia, Alexis en Capi, en ieder, dien wij tegenkwamen, bleef stilstaan om ons na te staren.

Sommigen zelfs kwamen naar mij toe en drukten mij de hand, met tranen in de

oogen.

Anderen weer wendden het hoofd van mij af. Deze waren in rouw gedompeld en vroegen zich af, waarom dit kind, dat alleen op de wereld was, gered was geworden, terwijl een huisvader of de zoon zich nog in de mijn bevonden, en nu met verminkte lichamen door het water werden verteerd.

Maar onder hen, die mij staande hielden, waren er velen, die het mij lastig maakten, daar zij volstrekt wilden, dat ik met hen zou eten of naar een koffiehuis gaan.

—Gij moet alles eens aan ons vertellen, zeiden zij.

Ik bedankte altijd voor dergelijke uitnoodigingen, want ik gevoelde in het minst geen lust mijn lotgevallen mede te deelen aan hen, die mij met een middagmaal of een glas bier wilden betalen.

Ik luisterde bovendien ook liever dan dat ik zelf vertelde en ik hoorde met genoegen naar Alexis en Mattia, die mij alles verhaalden wat er gebeurd was, terwijl wij ons onder den grond bevonden.

—Als ik dacht, dat gij door mijn toedoen gestorven waart, zeide Alexis, dan was het of mijn armen en beenen afvielen, want ik geloofde dat gij dood waart.

—Ik heb het nooit gedacht, sprak Mattia; ik wist niet, dat gij levend uit de mijn komen zoudt en of men wel bijtijds zou komen, om u te redden; maar ik geloofde geen oogenblik, dat gij verdronken zoudt zijn, zoodat, als het uithoozen maar snel genoeg gebeurde, men u ergens vinden zou. En terwijl Alexis klaagde en weende, herhaalde ik altijd bij mezelf: hij is nog niet dood, maar misschien zal hij sterven. En een ieder vroeg ik naar zijn meening. Hoelang kan men zonder eten leven? Wanneer zou het water uitgepompt zijn? Wanneer zal met de gang hebben doorboord? Maar niemand gaf mij het gewenschte antwoord. Toen men uw namen gevraagd had en de ingenieur na Carrory, Rémi riep, ben ik weenend op den grond gevallen, en nadat men over mij heengeloopen had, ben ik opgestaan, zonder iets daarvan te hebben bemerkt, zoo gelukkig was ik.

Ik was er recht trotsch op, dat Mattia zooveel vertrouwen in mij stelde, zoo zelfs dat hij niet had willen gelooven dat ik sterven zou.

XXVIII.

EEN MUZIEKLES.

Ik had mij in de mijn vrienden gemaakt: zulk een leed te zamen gedragen brengt de harten nader tot elkander; men lijdt te zamen, men koestert dezelfde hoop, men maakt een geheel uit.

Zoowel oom Gaspard als de meester waren mij bijzonder genegen geworden; en hoewel de ingenieur onze gevangenschap niet gedeeld had, had hij zich aan mij gehecht, zooals men onwillekeurig doet aan een kind, dat men van een wissen dood gered heeft; hij had mij bij zich genoodigd en ik moest toen aan zijn dochter een uitvoerig verhaal geven van alles wat gedurende onze opsluiting had plaats gevonden.

Iedereen in Varses wilde mij zien.

—Ik zal een plaats als werkman voor u zoeken, zeide oom Gaspard, en dan blijft gij bij ons.

—Als gij op een onzer kantoren werkzaam wilt zijn, zeide de ingenieur, dan zal ik daarvoor zorgen.

Oom Gaspard vond het zeer natuurlijk, dat ik naar de mijn terugkeerde, waarin ook hij spoedig weder zou nederdalen, met die onbezorgdheid van hen, die gewend zijn iederen dag het gevaar te trotseeren; maar ik, die zijn zorgeloosheid noch zijn moed bezat, ik was volstrekt niet geneigd om mijn tijdelijk beroep van mijnwerker weder te aanvaarden. Een mijn was heel mooi en belangrijk en ik was blijde, dat ik er een gezien had, maar ik had er genoeg van gezien en ik gevoelde niet den minsten lust om naar de zijgang terug te keeren.

Die gedachte alleen joeg mij reeds schrik aan. Ik was bepaald niet geschikt voor

onderaardschen arbeid; het leven in de open lucht, met de zon boven mijn hoofd, of zelfs een bedekte lucht, stonden mij meer aan. Dit trachtte ik ook oom Gaspard en den meester aan het verstand te brengen, waarover de een zeer verbaasd scheen terwijl de ander zich beklaagde, dat ik zoo weinig lust gevoelde om mijnwerker te worden. Carrory, dien ik ontmoette, noemde mij een domkop.

Den ingenieur kon ik natuurlijk niet antwoorden, dat ik niet onder den grond wilde werken, daar hij mij een plaats in zijn bureau aanbood en mij, indien ik goed oppaste, onderwijs wilde doen geven; ik deelde hem dus liever de geheele waarheid mede.

—Gij stelt dus meer prijs op een zwervend leven en uw vrijheid; ik heb het recht niet u dit te beletten, mijn jongen, volg uw eigen zin.

Het was waar, ik hield van een zwervend leven; ik had dit nooit zoo gevoeld als gedurende mijn gevangenschap in de zijgang: niet voor niets gewent men zich om te gaan waarheen en te doen wat men wil en zijn eigen meester te blijven.

Zoolang men alles in het werk stelde om mij te Varses te houden, was Mattia al dien tijd treurig en afgetrokken geweest. Ik vroeg hem naar de oorzaak hiervan; hij had mij steeds ten antwoord gegeven, dat hij was zooals altijd; eerst toen ik hem vertelde, dat wij binnen drie dagen zouden vertrekken, bekende hij mij de reden van zijn zwaarmoedigheid, terwijl hij mij met tranen in de oogen de hand drukte.

—Gij zult mij dus niet aan mijn lot overlaten! riep hij uit.

Are sens

Copyright 2023-2059 MsgBrains.Com