"Unleash your creativity and unlock your potential with MsgBrains.Com - the innovative platform for nurturing your intellect." » English Books » 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Add to favorite 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Select the language in which you want the text you are reading to be translated, then select the words you don't know with the cursor to get the translation above the selected word!




Go to page:
Text Size:

En ik bedekte met beide handen mijn gelaat, dat rood was van schaamte.

—Welnu, zoo gij niet bang voor mij zijt, ging Mattia voort, ik ben bang voor u en daarom zeg ik: laten wij samen heengaan, laat ons naar Frankrijk terugkeeren, om vrouw Barberin en Lize en uwe vrienden op te zoeken.

—Dat is onmogelijk; mijne ouders zijn voor u niets; gij zijt hun niets verschuldigd; maar voor mij zijn zij mijne ouders en ik moet bij hen blijven.

—Uwe ouders! Die oude, lamme man, uw grootvader! Die vrouw, die over de tafel lag, uwe moeder.

Ik sprong op en thans bevende, en niet meer als een verzoek riep ik uit:

—Zwijg, Mattia; spreek zoo niét; ik verbied het u. 't Is mijn grootvader; 't is mijne moeder, van wie gij spreekt. Ik moet eerbied en liefde voor hen hebben.

—Dat moet ge, als zij werkelijk uwe ouders waren; maar als het noch uw grootvader, noch uw vader, noch uw moeder is, dan behoeft gij hen niet te eeren en lief te hebben.

—Hebt gij dan het verhaal van mijn vader niet gehoord?

—Wat bewijst dat verhaal? Zij hebben een kind verloren van uw leeftijd; zij hebben het laten zoeken en zij hebben er een gevonden van denzelfden ouderdom als zij verloren hadden; dat is al.

—Gij vergeet dat het kind, hetwelk men hun ontstolen heeft, te vondeling is gelegd in de avenue de Breteuil en dat ik in dezelfde straat op denzelfden dag gevonden werd, als dat kind werd verloren.

—Waarom zouden niet twee kinderen op denzelfden dag in dezelfde straat te vondeling zijn gelegd? Waarom zou de commissaris van politie zich niet kunnen vergist hebben, toen hij Driscol naar Chavanon zond? Dat is mogelijk.

—Dat is al te dwaas.

—Misschien; wat ik zeg, wat ik tracht te betoogen schijnt misschien onmogelijk, maar alleen, omdat ik het verkeerd zeg en verkeerd uitleg; omdat ik een dom schepsel ben; een ander zou het beter weten uit te leggen en dan zou het zeer verklaarbaar zijn. Ik ben dwaas, maar niet mijn denkbeeld. Dat is al.

—Helaas! neen; dat is niet al.

—Dan moet gij ook in aanmerking nemen, dat gij noch op uw vader, noch op uw moeder gelijkt en dat gij geen blonde haren hebt als uw broers en zusters, die allen, allen zonder uitzondering, dezelfde kleur van haar hebben. Waarom zoudt gij dan ook niet zulk haar hebben? Van de andere zijde is er nog een zeer zonderlinge zaak: hoe hebben menschen, die niet rijk zijn, zooveel geld kunnen uitgeven om hun kind terug te vinden? Om al deze redenen zijt gij, naar mijne overtuiging, geen Driscoll. Ik weet wel dat ik dom ben; dat heeft men altijd gezegd; maar dat is de schuld van mijn hoofd. Gij zijt geen Driscoll en gij moet niet bij de Driscoll's blijven. Als gij nochtans bij hen blijven wilt, dan blijf ik bij u. Maar gij moet aan vrouw Barberin verzoeken ons te schrijven hoe uwe luiers er precies uitzagen; als wij haar brief zullen ontvangen hebben, kunt gij hem, die zich uw vader noemt, ondervragen en dan zullen wij wat meer licht krijgen in deze zaak. Tot zoolang verlaat ik u niet en blijf ik bij u, ondanks u zelven. Als er gewerkt moet worden, zullen wij samen werken.

—Maar als men Mattia weder eens op zijn hoofd sloeg?

Hij lachte treurig.

—Dat zou zooveel pijn niet doen; men voelt de klappen niet, die men ter wille van een vriend bekomt.

XXXVI.

CAPI OP DEN SLECHTEN WEG.

Eerst tegen het vallen van den avond keerden wij in De Roode Leeuw terug; den geheelen dag bleven wij in het fraaie park wandelen en praten, nadat wij ontbeten hadden met een stuk brood, dat we hadden gekocht.

Mijn vader was thuis gekomen en mijn moeder stond overeind. Hij noch zij maakte eenige opmerking over onze lange wandeling; eerst na het avondeten zeide mijn vader, dat hij een woord met ons beiden, Mattia en mij, wilde spreken en hij liet ons bij den grooten schoorsteen komen, waarop de oude man begon te brommen, daar hij blijkbaar aan zijne plaats bij den haard gehecht was.

—Vertel me nu eens hoe ge in Frankrijk aan den kost zijt gekomen, sprak mijn vader.

Ik vertelde hem wat hij vroeg.

—Dus zijt gij nooit bang geweest, dat gij van honger zoudt omkomen?

—Nooit; niet alleen hebben wij in ons onderhoud kunnen voorzien, maar wij hebben ook nog zooveel overgehouden, dat wij eene koe konden koopen, zeide Mattia vrijmoedig, en op zijne beurt vertelde hij hoe wij aan onze koe gekomen waren.

—Dus hebt gij wezenlijk talent? vroeg mijn vader. Laat me eens hooren wat gij kunt.

Ik nam mijn harp en speelde een lied, maar niet het napolitaansche.

—Heel goed, heel goed; en wat kan Mattia?

Deze speelde eerst een deuntje op de viool en daarna op den horen.

Dit verwierf vooral den bijval der kinderen die, in een kring om ons heen geschaard, naar ons stonden te luisteren.

—En Capi? vroeg mijn vader, waar speelt die op? Ik denk niet, dat gij alleen voor uw pleizier dien hond met u medeneemt. Hij moet minstens in staat zijn om zijn eigen kost te verdienen.

Ik was trotsch op de talenten van Capi, niet alleen om hem zelven, maar ook om Vitalis; ik liet hem eenige kunstjes doen en als gewoonlijk vonden de kinderen dit weder alleraardigst en werd hij luide toegejuicht.

—Maar die hond is een fortuin, zeide mijn vader.

Ik beantwoordde dat compliment met een lofrede op Capi en verzekerde hem, dat hij in korten tijd alles kon leeren wat men wilde, ook dingen, die men gewoonlijk niet van een hond ziet.

Mijn vader vertaalde die woorden in het engelsch en hij scheen er eenige woorden bij te voegen, die ik niet verstond, maar die allen deden lachen, mijne moeder, zoowel als de kinderen en ook mijn grootvader, die bij herhaling met de oogen knipte en uitriep: " a fine dog," wat beteekende: een mooie hond. Maar Capi was er niet trotsch op.

—Nu dit het geval is, vervolgde mijn vader, wil ik u een voorstel doen. Maar eerst moet ik weten of Mattia in Engeland wil blijven en of hij bij ons zijn intrek wil nemen.

—Ik wensch bij Rémi te blijven, antwoordde Mattia, die veel slimmer was dan hij wel deed schijnen en ook dan hij zelf wel wist. Waar Rémi gaat, daar ga ik ook.

Mijn vader, die niet gissen kon wat er met dat antwoord bedoeld werd, scheen ermede tevreden.

—Als de zaken zoo gesteld zijn, kom ik op mijn voorstel terug. Wij zijn niet rijk en wij werken allen om aan den kost te komen. Des zomers doorkruisen wij Engeland en mijne kinderen gaan onze koopwaar aanbieden aan de menschen, die zich de moeite niet willen geven om tot ons te komen, maar 's winters hebben

Are sens

Copyright 2023-2059 MsgBrains.Com