Men vormde een kring om ons, maar op dat oogenblik kwam er een hond, een poedel, binnen. Hij is erg oud geworden, de goede Capi; hij is doof, maar zijn gezicht is nog goed. Op het kussen liggende, waarop hij zijne dagen doorbrengt, heeft hij de harp herkend en hij komt hinkend naderbij, om de "voorstelling". Hij heeft een bakje in zijn bek; hij wil de ronde doen bij het "geëerd publiek", op zijn achterpooten loopende; maar de krachten ontbreken hem; hij zet zich neder en groet het gezelschap deftig met een poot op zijn hart.
Toen ons lied uit was stond Capi op, zoo goed en zoo kwaad als het ging. Ieder legde zijne gift in het bakje en Capi, getroffen door de milde giften, bracht het bij mij. Het was de mooiste inzameling, die hij ooit gedaan had; er lag slechts zilver en goud op: tachtig gulden.
Ik kuste hem op zijn snuit, zooals voorheen, toen hij mij troostte en die herinnering aan de armoede mijner kindsheid deed een denkbeeld bij mij oprijzen, dat ik terstond uitte:
—Die som zal de eerste bijdrage zijn voor een verplegings- en toevluchtsoord voor kleine straatmuzikanten; mijne moeder en ik zullen het overige geven.
—Lieve mama, zeide Mattia, terwijl hij de hand kuste mijner moeder, mag ik een klein aandeel in dat goede werk dragen? Als gij het toestemt zal de
opbrengst van mijn eerste concert te Londen gevoegd worden bij hetgeen Capi ontvangen heeft.
INHOUD
I. In het dorp 1
II. Een pleegvader 8
III. De troep van Signor Vitalis 17
IV. Het ouderlijk huis 27
V. Op reis 34
VI. Mijn eerste optreden 40
VII. Ik leer lezen 51
VIII. Over berg en dal 59
IX. Ik ontmoet een reus met zevenmijlslaarzen 63
X. Voor den rechter 70
XI. Op het schip 81
XII. Mijn eerste vriend 101
XIII. De vondeling 114
XIV. Sneeuw en wolven 122
XV. Mijnheer Joli-Coeur 143
XVI. Aankomst te Parijs 155
XVII. Een padrone uit de straat Lourcine 163
XVIII. De steengroeven van Gentilly 177
XIX. Lize 186
XX. De tuinman 197
XXI. Het huisgezin wordt opgebroken 204
XXII. Voorwaarts 7
XXIII. Een zwarte stad 26
XXIV. Opperman 37
XXV. De overstrooming 45
XXVI. In de zijgang 58
XXVII. De redding 71
XXVIII. Een muziekles 92
XXIX. De koe van den prins 102
XXX. Vrouw Barberin 120
XXXI. Het oude en nieuwe gezin 134
XXXII. Barberin 143
XXXIII. Nasporingen 157