"Unleash your creativity and unlock your potential with MsgBrains.Com - the innovative platform for nurturing your intellect." » English Books » 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Add to favorite 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Select the language in which you want the text you are reading to be translated, then select the words you don't know with the cursor to get the translation above the selected word!




Go to page:
Text Size:

Want ik kon mij zelven niet van schuld vrijpleiten: als ik goed de wacht had gehouden bij het vuur, zooals ik had moeten doen, zou ik niet in slaap zijn gevallen en zouden zij niet weggeloopen zijn; de wolven zouden dan niet naar onze hut zijn gekomen om hen te verslinden, maar uit vrees voor het vuur op een afstand zijn gebleven.

Ik had gewenscht dat Vitalis mij beknorde; ik had hem bijna kunnen smeèken, dat hij mij sloeg.

Maar hij zeide niets; hij zag mij zelfs niet aan; hij bleef met het hoofd voorover bij den haard zitten. Zeker dacht hij aan hetgeen ons lot moest worden, wanneer wij geen honden meer hadden. Hoe zouden wij zonder hen voorstellingen kunnen geven? Hoe zouden wij aan den kost komen?

XV.

MIJNHEER JOLI-COEUR.

Wat de doorbrekende dag had aangekondigd, werd vervuld. De zon schitterde aan den wolkeloozen hemel en hare zwakke stralen werden weerkaatst door de vlekkelooze sneeuw. Het bosch, den vorigen dag zoo treurig en somber, schitterde thans van een glans, die de oogen verblindde.

Van tijd tot tijd stak Vitalis de hand onder den deken om naar Joli-Coeur te voelen; maar deze werd niet warmer en toen ik mij over hem heenboog, hoorde ik hem klappertanden.

Weldra kregen wij de overtuiging, dat wij op deze wijze het bloed in zijne aderen niet konden verwarmen.

—Wij moeten het een of ander dorp zien te bereiken, zeide Vitalis, opstaande, anders gaat Joli-Coeur hier dood. Het zal nog een geluk wezen, wanneer hij niet sterft onderweg. Kom, laat ons op weg gaan.

De deken werd nog eens goed verwarmd en vervolgens de aap erin gewikkeld; mijn meester nam hem toen onder zijn jas en wij waren gereed om heen te gaan.

—Dat is een herberg, die ons de gastvrijheid, welke ze ons bood, duur heeft laten betalen, sprak Vitalis.

Hij zeide dit met bevende stem.

Hij ging vooruit en ik volgde hem op de voet.

Wij moesten Capi roepen, die op den drempel van de hut was blijven staan, met zijn neus in de richting van de plek, waar zijne makkers waren overvallen.

Tien minuten nadat wij weder op den grooten weg waren gekomen, ontmoetten wij een wagen, waarvan de voerman ons mededeelde, dat wij na een uur gaans aan een dorp zouden komen.

Dit deed ons met moed onzen tocht vervolgen, maar het gaan was even moeilijk als pijnlijk door de sneeuw, waarin ik halverlijf wegzonk.

Van tijd tot tijd vroeg ik aan Vitalis hoe het met den aap ging, en hij antwoordde, dat hij hem nog altijd voelde sidderen.

Eindelijk zagen wij aan den voet van een berg de witte daken van een groot dorp. Nog eene laatste poging en dan waren wij er.

Wij plachten niet in de voornaamste herbergen onzen intrek te nemen, in die, welke door haar welvarend voorkomen eene goede ligging en eene goede tafel beloofden. Integendeel; gewoonlijk zochten wij een onderkomen in de eerste huizen van het dorp of in eene buitenwijk, bij voorkeur in eene armelijke woning, waar men ons niet zou afwijzen en ook niet te veel geld zou vragen.

Ditmaal echter weken wij van onze gewoonte af; inplaats van in het begin van het dorp stil te houden, ging Vitalis naar eene herberg, waarvoor een fraai verguld uithangbord heen-en-weer bengelde. Door de keukendeur, die wagenwijd openstond, zag men eene tafel bedekt met vleeschschotels en op een breed fornuis ontwaarde men een aantal pannen van roodkoper, die allerverleidelijkst pruttelden en kleine witte wolkjes naar boven zonden. Reeds op straat rook men den lekkeren geur van een soep, die onze hongerige magen alleraangenaamst aandeed.

Mijn meester, die zijn voorkomen van een heer hier aannam, trad de keuken binnen met den hoed op en het hoofd in den nek. Hij verlangde eene goede kamer met vuur.

Eerst had de eigenaar der herberg, die er zeer welvarend uitzag, ons niet eens met een blik verwaardigd, maar de voorname manieren van mijn meester maakten toch indruk op hem en hij gaf aan een dienstmeisje last om ons eene kamer te wijzen.

—Gauw, kruip in bed, zeide Vitalis, terwijl het dienstmeisje de kachel aanmaakte.

Een oogenblik stond ik verwonderd: waarom moest ik gaan slapen? Ik had veel meer trek mij aan tafel te zetten dan in mijn bed te gaan liggen.

—Gauw! herhaalde Vitalis.

Ik gehoorzaamde.

Er lag een donzen dekbed op het ledekant; Vitalis stopte mij tot mijn neus daaronder.

—Doe je best zoo warm mogelijk te worden, zeide hij; hoe warmer hoe beter.

Het kwam mij voor, dat Joli-Coeur veel meer behoefte aan warmte had dan ik, want ik was volstrekt niet koud.

Terwijl ik onbeweeglijk onder het dekbed lag en trachtte warm te worden, wentelde Vitalis, tot groote verbazing van het dienstmeisje, Joli-Coeur om-en-om alsof hij hem wilde roosteren.

—Heb je 't warm? vroeg hij mij na eenige oogenblikken.

—Ik stik bijna.

—Dat is juist wat ik wenschte.

Toen kwam hij bij mij, legde Joli-Coeur in mijn bed en beval mij hem zoo dicht mogelijk tegen mijn lijf te houden.

Het arme dier, dat anders zoo weerbarstig was, wanneer men iets met hem deed dat niet naar zijn zin was, onderwierp zich nu aan alles.

Het drukte zich tegen mij aan zonder eene enkele poging om zich te verzetten.

Het was niet koud meer; zijn lijf brandde.

Mijn meester was naar de keuken gegaan en kwam weldra met een groote kom warmen wijn met suiker terug.

Hij wilde Joli-Coeur eenige lepels van dien drank ingeven, maar het dier kon zijn bek niet openen.

Met zijn schitterende oogen zag hij ons treurig aan, als smeekte hij ons, dat wij

Are sens

Copyright 2023-2059 MsgBrains.Com