Dat bevallige diertje daar ginds, met zijn zwarte haren, is signor Zerbino, dat beteekent bevallig, een naam, dien hij in alle opzichten waardig is. Deze met haar bescheiden voorkomen is signora Dolce, een schoone Engelsche, wie haar lieve naam eerlijk toekomt. Met deze merkwaardige personen en hun verschillende titels heb ik het genoegen de wereld door te trekken en zoo goed en kwaad als 't kan den kost te verdienen, al naar het lot mij gezind is, Capi.
De poedel kruiste zijne pooten.
—Capi, kom hier, vriendje, en wees nu eens vriendelijk, als je blieft—het zijn beschaafde wezens, die ik altijd zoo beleefd mogelijk toespreek—wees thans zoo goed, aan dat jonge mensch, die u met zulke groote oogen aanstaart, te zeggen, hoe laat het is.
Capi naderde zijn meester, lichtte de schapevacht op, stak zijn poot in diens vestzak en haalde een groot zilveren horloge te voorschijn, keek op de wijzerplaat en kefte toen zeer duidelijk tot tweemaal toe; daarna herhaalde hij nog drie keer dit keffen, maar veel zachter en onduidelijker.
Het was werkelijk kwart vóór drieën.
—Goed zoo, zeide Vitalis; dank u signor Capi; wees thans zoo vriendelijk signora Dolce te verzoeken, touwtje te springen.
Capi stak nu zijn poot in den zak van zijns meesters jas en trok daar een koord uit. Hij wenkte Zerbino en deze plaatste zich snel tegenover hem. Capi wierp hem toen een eind touw toe en beiden begonnen dit met met den grootsten ernst te draaien.
Toen de beweging zeer gelijkmatig was, wierp Dolce zich in het koord en sprong telkens even op, terwijl zij haar vriendelijke oogen aanhoudend op haar meester gevestigd hield.
—Gij ziet, zeide deze, dat mijn leerlingen zeer verstandig zijn; maar het verstand wordt dan eerst gewaardeerd, wanneer men het vergelijken kan. Daarom wensch ik dezen knaap aan mijn gezelschap te verbinden; hij zal de rol van een dier spelen en mijn leerlingen zullen des te hooger gewaardeerd worden.
—Foei, om hem voor een beest te laten spelen! riep Barberin uit.
—Men moet een weinig geest hebben, vervolgde Vitalis, en ik geloof dat het jonge mensch hiervan niet ontbloot zal zijn, wanneer hij eenige lessen heeft gehad. Het overige komt vanzelf. Wij zullen terstond de proef eens met hem nemen. Wanneer hij verstandig is, dan zal hij begrijpen, dat men met signor Vitalis de kans heeft, geheel Frankrijk en nog wel tien andere landen te doorkruisen, een vrij leven te leiden, in plaats van achter de ossen te loopen, en iederen dag op hetzelfde land van den morgen tot den avond te moeten werken.
Terwijl, wanneer hij onverstandig is en huilt en schreeuwt…. signor Vitalis houdt niet van stoute kinderen en dan neemt hij hem niet met zich mede. Dan gaat het ondeugende kind naar het gesticht, waar hij hard werken moet en weinig te eten krijgt.
Ik was verstandig genoeg om den zin van deze woorden te vatten, maar tusschen ze te begrijpen en een besluit te nemen was nog een groot verschil.
De leerlingen van signor Vitalis waren zeer aardig en vermakelijk en het moest ook wel aangenaam zijn om veel te wandelen; maar om hen te volgen, moest ik vrouw Barberin verlaten.
't Is waar, zoo ik dit weigerde, zou ik misschien toch niet bij vrouw Barberin blijven en zou men mij naar het gesticht zenden.
Toen ik daar als vastgenageld staan bleef en de tranen mij in de oogen welden, streek Vitalis zachtkens met zijn hand over mijn wang.
—Komaan, zeide hij, het kereltje begrijpt mij, want hij huilt niet; hij zal wel verstandig wezen en morgen….
—Ach mijnheer, riep ik, laat mij bij moeder Barberin als je blieft!
Maar vóór ik nog iets had kunnen zeggen, werd ik door een heftig geblaf van Capi in de rede gevallen.
De hond sprong tegelijkertijd naar de tafel waarop Joli-Coeur was blijven zitten.
Deze had gebruik gemaakt van een oogenblik, dat ieders oog op mij gericht was en het volle wijnglas van zijn meester leeggedronken. Maar Capi, die goed de wacht hield, had deze apenstreek gezien en als een trouw bewaker wilde hij dit verhinderen.
—Mijnheer Joli-Coeur, zeide Vitalis op strengen toon, gij zijt een lekkerbek en een schelm; ga in den hoek staan met uw neus tegen den muur, en gij Zerbino moet op hem passen; als hij zich beweegt, geef hem dan maar een flinken klap.
Wat u betreft, mijnheer Capi, gij zijt een oppassende hond; laat mij u den poot drukken.
Terwijl de aap zacht kermend aan het bevel gehoorzaamde, reikte de hond fier en gelukkig zijn poot aan zijn meester.
—Laten wij thans onze zaken verder behandelen, begon Vitalis. Ik geef u dus dertig francs.
—Neen veertig.
Er volgde nu een zeer levendig gesprek; maar Vitalis brak dit eensklaps af door te zeggen:
—De knaap moet zich hier vervelen, laat hij maar wat in den tuin gaan spelen.
Hij gaf te gelijk aan Barberin een wenk.
—Ja, dat is goed, ga maar naar den tuin, maar kom niet terug vóór ik u roep; anders word ik boos.
Ik kon niet anders dan gehoorzamen, wat ik dan ook deed.
Ik ging dus naar den tuin, maar tot spelen voelde ik volstrekt geen lust. Ik ging op een stoel zitten en verviel in diep gepeins.
Mijn lot zou op dat oogenblik worden beslist. Wat zou het wezen? Ik bibberde van koude en angst.
Het onderhoud tusschen Vitalis en Barberin duurde geruimen tijd, want meer dan een uur verliep er vóór hij bij mij in den tuin kwam.
Eindelijk zag ik hem: hij was alleen. Kwam hij mij halen om mij aan Vitalis te geven?
—Kom, ga mede naar huis, sprak hij.
Naar huis! Ik zou vrouw Barberin dus niet verlaten?
Ik had het hem gaarne willen vragen, maar ik durfde niet, want hij scheen in een kwade luim.
Wij spraken onderweg geen woord. Maar even vóór wij de woning bereikten, stond Barberin stil.
—Gij begrijpt, zeide hij, terwijl hij mij weder bij mijn oor greep, dat als gij een woord vertelt van hetgeen gij vandaag gehoord hebt, dit u duur te staan zal komen; dus opgepast!