—Ja, zie je, dat heeft Barberin mij nooit verteld. Ge begrijpt, dat hij dit vóór zich hield. Hij wilde de belooning alleen hebben; en dat is billijk ook. Hij was slim genoeg om die niet te verspelen.
Ik begreep het en ik begreep maar al te goed de beteekenis van 'tgeen die vrouw mij vertelde: Barberin had zijn geheim, het geheim mijner geboorte, met zich in
't graf genomen.
Ik was dus slechts zóó ver mijn doel genaderd om voor altijd de kans te verliezen, om het te bereiken. Verijdeld waren mijne schoone droomen en mijne wenschen.
—En kent gij niemand, aan wien Barberin misschien iets meer kan hebben verteld dan aan u?
—Zoo dom was Barberin niet, dat hij aan iemand zijn vertrouwen schonk. Hij wantrouwde iedereen.
—En hebt gij nooit iemand van mijn familie gezien, die mij zocht?
—Nooit.
—Had hij misschien vrienden, met wie hij over mijn familie kan hebben gesproken.
—Hij had geen vrienden.
Ik drukte beide handen tegen het hoofd; maar of ik al dacht en nog eens dacht, niets was er, dat mij den weg kon wijzen. Bovendien was ik zoo ontroerd, zoo onthutst, dat ik onmogelijk mijne gedachten kon verzamelen.
—Eens heeft hij een brief gekregen, zeide de oude vrouw, na lang te hebben nagedacht; een aangeteekenden brief.
—Waar kwam die vandaan?
—Dat weet ik niet; de brievenbesteller gaf den brief aan hem zelf en ik heb het poststempel niet gezien.
—Dien brief kan men toch wel terugvinden?
—Toen hij gestorven was, hebben wij alles doorzocht wat hij had nagelaten. Niet uit nieuwsgierigheid, dat verzeker ik u, maar om zijn vrouw bericht te zenden.
Maar wij hebben niets gevonden. En in 't hospitaal evenmin. In geen van zijn kleeren vond men een letter schrift, en als hij niet gezegd had, dat hij uit Chavanon was, zou men nooit zijn vrouw de tijding van zijn dood hebben kunnen zenden.
—Dus weet vrouw Barberin, dat hij dood is?
—Wis en zeker.
Geruimen tijd bleef ik sprakeloos tegenover de vrouw staan. Wat zou ik zeggen?
Wat zou ik vragen? De menschen hadden mij alles verteld wat zij wisten; en zij wisten niets. En zeer zeker hadden zij alles beproefd om van Barberin te weten te komen, wat hij voor hen verborgen wilde houden.
Ik bedankte dus voor hetgeen zij gezegd hadden en ging naar de deur.
—Waar ga je nu naartoe? vroeg de oude vrouw.
—Ik ga mijn kameraad opzoeken.
—Zoo; hebt ge een kameraad?
—Ja zeker.
—Woont die te Parijs?
—Wij zijn van morgen eerst samen te Parijs gekomen.
—Welnu, hoor eens, als je geen onderkomen hebt, kunt ge hier uw intrek nemen.
Ge zult hier goed zijn, dat durf ik gerust zeggen en in een fatsoenlijk huis.
Vergeet ook niet, dat als je familie je zoekt, wanneer zij niets meer van Barberin hoort, zij het eerst hier zal komen en niet ergens anders. Dan zijt ge er zelf om haar te helpen. Dat is al één voordeel. Waar zouden ze je vinden, als je niet hier
waart? Ik zeg het alleen maar in je eigen belang. Hoe oud is je kameraad?
—Hij is iets jonger dan ik.
—Denk eens aan! Zoo'n paar kleine jongens in dat groote Parijs! Je zoudt slechte kennissen kunnen treffen; er zijn huizen, waar kwaad volk komt. 't Is niet zooals hier, waar men rustig en kalm leeft. Maar dat brengt deze wijk ook mede.
Ik was niet zoo bepaald overtuigd dat deze wijk zoo rustig en kalm was, en bovendien was dit logement Cantal een van de vuilste en ellendigste huizen, dat men zich denken kon en op al mijne omzwervingen had ik nooit zoo'n jammerlijk logement ontmoet. Maar wat die vrouw zeide, verdiende toch wel overweging. In elk geval was het nu geen zaak om al te kieskeurig te zijn, en ik had mijn familie niet, mijne rijke familie, om met deze een van die mooie hotels aan de boulevards te betrekken, of in haar eigen huis, als zij te Parijs woonde. In het logement Cantal zouden wij niet duur zijn, en thans kwam het erop aan om zoo zuinig mogelijk te leven. Mattia had wel gelijk gehad toen hij erop aandrong, dat wij op onzen tocht van Dreuze naar Parijs geld zouden verdienen.
Wat zouden wij beginnen, als wij nu geen acht gulden op zak hadden!
—Voor hoeveel verhuurt ge aan mij en mijn vriend een kamertje? vroeg ik.
—Een halven franc daags. Is dat te duur?
—Dan kom ik van avond met mijn kameraad hier.
—Kom niet te laat; in Parijs is het 's avonds niet veilig.