"Unleash your creativity and unlock your potential with MsgBrains.Com - the innovative platform for nurturing your intellect." » English Books » 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Add to favorite 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Select the language in which you want the text you are reading to be translated, then select the words you don't know with the cursor to get the translation above the selected word!




Go to page:
Text Size:

Toen ik den eersten zweepslag hoorde, sprongen de tranen mij in de oogen. Ik dacht, dat niemand op mij lette, maar ik had mij bedrogen, want Garofoli sloeg mij gade, hetgeen hij ook spoedig blijken liet.

—Dat kind heeft een goed hart, zeide hij, terwijl hij met zijn vinger naar mij wees; hij is niet zooals jelui, die allen groote schelmen zijt en om je makkers ongeluk en mijn verdriet lacht. Al behoort hij niet tot jelui, neem toch maar een voorbeeld aan dien makker.

Het woord makker deed mij van het hoofd tot de voeten rillen en beven.

Garofoli hief zijn hand op en Riccardo liet de zweep hangen.

Ik dacht, dat hij hun genade wilde schenken, maar daarom was het hem niet te doen.

—Gij weet hoe slecht ik dat gillen kan verdragen, zeide Garofoli op vriendelijken toon tot zijn slachtoffer; gij weet, dat al doet de zweep je op je huid pijn, je kreten mij nog meer aan het hart gaan; ik waarschuw je dus, voor elk nieuwe gil krijgt gij een zweepslag meer: en dan is het je eigen schuld; pas op, dat gij mij niet van verdriet ziek maakt; als gij een weinig van mij hieldt, een beetje dankbaarheid gevoeldet, zoudt ge je mond houden. Kom, vooruit Riccardo!

Deze hief de zweep op en de riem viel weder op den rug van den ongelukkige.

—Moeder! moeder! riep deze.

Gelukkig behoefde ik niet langer van dit tooneel getuige te zijn, want de deur ging open en Vitalis trad binnen.

Met een oogopslag begreep hij de kreten, die hij op de trap gehoord had; hij snelde naar Riccardo toe en rukte hem de zweep uit de handen; daarop keerde hij zich tot Garofoli en zag hem ernstig aan, terwijl hij zijn armen over de borst kruiste.

Dit alles had zoo snel plaats gehad, dat Garofoli een oogenblik als verstomd staan bleef, maar hij herstelde zich spoedig en zeide met zijn zoetsappigen glimlach:

—Niet waar, het is vreeselijk; die jongen heeft geen hart.

—Het is een schande! riep Vitalis.

—Dat zeg ik ook, viel Garofoli hem in de rede.

—Geen gekheid, vervolgde mijn meester ernstig, gij weet wel, dat ik niet tot dien knaap spreek, maar tot u; ja, het is een schande, een laagheid om kinderen, die zich niet verdedigen kunnen, zoo te mishandelen.

—Waar bemoeit gij u mede, oude dwaas? vroeg Garofoli, plotseling van toon veranderende.

—Waar de politie zich mede bemoeien moest.

—De politie! riep Garofoli, terwijl hij opstond; gij dreigt mij met de politie?

—Ik, ja, ik, hernam Vitalis zonder zich door den boozen padrone van zijn stuk te laten brengen.

—Luister Vitalis, begon deze op bedaarden, zelfs eenigszins spottenden toon, gij moet u niet zoo boos toonen, en mij dreigen, dat gij klappen zult, want ik zou van mijn kant evengoed dat kunnen doen. En wie zou er dan het ergst aan toe zijn? Gij kunt erop rekenen, dat ik er niets van aan de politie zeggen zal; uw zaken gaan haar niets aan. Maar er zijn andere menschen, die er belang in stellen en als ik hun eens vertelde wat ik wist, als ik hun maar een naam, een enkelen naam noemde, wie zou dan zijn schande moeten verbergen?

Mijn meester zweeg een oogenblik. Zijn schande! Ik stond versteend. Vóór ik den tijd nog gehad had om van mijn verbazing, door deze zonderlinge woorden opgewekt, te bekomen, had hij mij bij de hand genomen.

—Volg mij.

Hij trok mij mede naar de deur.

—Kom, zeide Garofoli lachende, laten we weer goede vrienden zijn, oude: gij wildet mij spreken.

—Ik heb u niets meer te zeggen.

En zonder een woord verder te uiten, zonder zich zelfs om te keeren, ging hij de trap af, mij altijd vasthoudende. Met welk een verlicht hart volgde ik hem! Ik ontsnapte dus aan Garofoli; als ik gedurfd had, zou ik Vitalis wel hebben willen omhelzen.

XVIII.

DE STEENGROEVEN VAN GENTILLY.

Zoolang wij op straat en onder de menschen waren, liep Vitalis, zonder een woord te spreken, voort, maar toen wij een stil en afgelegen gedeelte der stad bereikt hadden, ging hij op een paal zitten, en wreef met de hand over het voorhoofd, hetgeen hij altijd deed, wanneer hij in verlegenheid was.

—Het is heel mooi en wel om aan zijn goed hart gehoor te geven, zeide hij, alsof hij tot zich zelf sprak, maar met dat al staan wij nu op straat, zonder een cent in den zak, of een stuk brood in de maag. Hebt gij honger?

—Ik heb na het korstje brood, dat gij mij vanmorgen gegeven hebt, niets meer gegeten.

—Arme jongen! en waarschijnlijk zult gij vanavond zonder eten naar bed moeten gaan, en als ik dan nog maar wist, waar we een nachtverblijf zullen vinden.

—Gij waart dus van plan, om bij Garofoli den nacht door te brengen?

—Ik meende u bij hem te laten, en daar hij mij een gulden of tien gegeven zou hebben, wanneer ik u den geheelen winter bij hem liet, zou ik voor het oogenblik zelf ook geholpen zijn. Maar toen ik zag, hoe hij de kinderen behandelde, toen kon ik mezelf niet langer meester blijven. Gij hebt immers geen lust om bij hem te blijven?

—Gij zijt zoo goed voor me!

—Misschien is het jonge hart nog niet geheel en al bij den ouden zwerver uitgedoofd. Ongelukkig echter heeft de grijsaard goed gerekend en had de

jonkman het mis. Waar zullen we thans heengaan?

Het was reeds laat en de koude, die overdag minder streng was geweest, was thans aanmerkelijk toegenomen; de wind was noord geworden en de nacht zou waarschijnlijk zeer koud wezen.

Vitalis bleef geruimen tijd op den paal zitten, terwijl Capi en ik onbeweeglijk voor hem bleven staan totdat hij een beslissing genomen zou hebben. Eindelijk stond hij op.

—Waar gaan wij heen?

Are sens

Copyright 2023-2059 MsgBrains.Com