"Unleash your creativity and unlock your potential with MsgBrains.Com - the innovative platform for nurturing your intellect." » English Books » 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Add to favorite 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Select the language in which you want the text you are reading to be translated, then select the words you don't know with the cursor to get the translation above the selected word!




Go to page:
Text Size:

—Gij begrijpt, dat ik hier niet behoef te weten, hoe laat het is; de tijd duurt hier toch maar al te lang; ik zou er van sterven, als ik de uren tellen moest. Vaarwel, goede Rémi, geef mij nog een kus; gij zijt een brave jongen; zorg dat altijd te blijven.

Ik geloof, dat hij mij toen bij de hand nam om mij naar de deur te brengen; maar wat toen tusschen ons voorviel, wat wij toen tot elkander zeiden, dat herinner ik mij niet meer; ik was te aangedaan.

Als ik nog aan deze scheiding denk, als ik ze mij weder in het geheugen terugroep, dan maakt zich weder dezelfde verslagenheid van mij meester.

Ik geloof dat ik geruimen tijd voor de deur van de gevangenis staan bleef, zonder er toe te kunnen komen om rechts of links te gaan en misschien zou ik 's avonds daar nog gestaan hebben, als mijn hand niet toevallig in mijn zak een rond en hard voorwerp gevoeld had.

Werktuiglijk en zonder te weten wat ik deed, stamelde ik: "Mijn horloge!"

Voor het oogenblik vergat ik al mijn verdriet en kommer; ik dacht slechts aan mijn horloge. Ik had een horloge, een eigen horloge in mijn zak, waarop ik zien kon hoe laat het was: het stond op twaalf uur. Dat was voor mij echter volstrekt van geen belang: mij was twaalf, tien of twee uur even onverschillig; maar toch was ik blijde, dat het twaalf uur was. Waarom? ik zou het moeilijk hebben kunnen zeggen; maar het was zoo. O, twaalf uur, gelukkig reeds twaalf uur! Het scheen mij toe, alsof een horloge een vertrouwd vriend was, aan wien men raad vraagt en met wien men een gesprek voert.

—Hoe laat is het, mijn vriend?

—Twaalf uur, beste Rémi.

—O twaalf uur, dan moet ik dit of dat gaan doen.—Zeker.

—Gij hadt gelijk, dat ge mij er aan herinnerdet, want zonder u zou ik het vergeten hebben.—Ik ben er immers om het u te helpen herinneren?

Met Capi en mijn horloge kon ik dus voortaan spreken.

Mijn horloge! Dat waren een paar heerlijke woorden om uit te spreken. Ik had altijd naar een horloge verlangd en ik was er steeds van overtuigd geweest, dat ik er nooit een bezitten zou. En toch had ik er nu een in mijn zak, een dat voortdurend tikte. Het liep niet erg goed, had vader Acquin gezegd. Het liep, en dat was voldoende. Nu en dan moest ik eens aan de wijzers duwen. Dat zou ik van tijd tot tijd doen en als dat niet hielp, zou ik het zelf wel eens nazien. Dat zou eerst prettig zijn; ik zou het van binnen bekijken en zien hoe het liep. Het moest goed loopen, want ik zou het zeer streng behandelen.

Ik had mij zoo geheel door mijn vreugde laten medesleepen, dat ik niet eens de blijdschap van Capi bemerkte; hij sprong tegen mijn beenen op en liet van tijd tot tijd een zacht geblaf hooren. Eindelijk gelukte het hem, om mij in mijn gepeins te storen.

—Wat wilt gij Capi?

Hij keek mij aan en daar ik hem niet terstond begreep, richtte hij zich op en legde zijn poot op mijn zak, waarin ik het horloge bewaarde.

Hij wilde weten hoe laat het was, om het aan het "geëerde publiek" te kunnen zeggen, evenals toen hij nog bij Vitalis was.

Ik liet het hem zien; een poos bleef hij er op staren, alsof hij zich iets wilde herinneren; daarop kwispelde hij met den staart en blafte twaalf maal: hij had het niet vergeten. Wat een geld zouden wij al niet met dit horloge verdienen! Dat was nog een kunstverrichting, waarop ik niet gerekend had.

Dat dit allemaal op straat gebeurde, juist tegenover de deur van de gevangenis, bleven verscheidene menschen stilstaan om ons gade te slaan.

Als ik gedurfd had, zou ik onmiddellijk een voorstelling gegeven hebben, maar uit vrees voor de politie, stelde ik het voorloopig uit.

Het was bovendien twaalf uur en juist een geschikte tijd om opweg te gaan.

—Voorwaarts!

Ik wierp een laatsten blik, een laatst vaarwel naar de gevangenis, achter wier muren de ongelukkige Acquin zat opgesloten, terwijl ik vrij was en gaan kon, waarheen ik wilde. Wij vertrokken.

Wat mij op mijn reizen het meest van pas kon komen, was een kaart van Frankrijk; ik wist waar ik die koopen kon en begaf mij in de eerste plaats daarheen.

Toen ik een plein overstak, viel mijn oog op de wijzerplaat van den toren der Tuileriën en gevoelde ik lust om te zien of de klok en mijn horloge gelijk gingen.

Mijn horloge stond op halfeen en de klok wees één uur. Wie van beide liep dus te langzaam of te snel? Ik gevoelde grooten lust om mijn horloge wat vooruit te zetten, maar na een oogenblik nadenken zag ik hiervan af: het was volstrekt niet zeker, dat mijn horloge verkeerd liep; het kon zeer wel zijn, dat de klok slecht ging. Ik borg mijn horloge dus weer in mijn zak en zeide tot mezelf, dat voor hetgeen ik te doen had, dit juist de geschiktste tijd was.

Het duurde lang eer ik een kaart had, tenminste zoo'n kaart als ik wenschte te hebben, namelijk een, die op linnen geplakt was en dichtgevouwen kon worden, en niet duurder dan twee francs, wat voor mij al zeer veel was. Gelukkig vond ik er een, die geel was geworden en die ik voor een prijsje kon koopen.

Nu kon ik Parijs verlaten, wat ik dan ook besloot zoo spoedig mogelijk te doen.

Tusschen twee wegen kon ik kiezen, dien van Fontainebleau naar de grenzen van Italië of dien van Orléans over Montrouge; de een was mij even onverschillig als de ander en het toeval wilde, dat ik dien van Fontainebleau koos.

Toen ik op een bordje den naam van de straat Mouffetard las, kwamen tal van herinneringen bij mij op: Garofoli, Mattia, Riccardo, de knaap met zijn marmotjes, de zweep en Vitalis, mijn goede meester, die gestorven was, omdat hij mij niet verhuurd had aan den padrone in de straat Lourcine; ik meende zelfs

bij den ingang van de naburige kerk in een knaap Mattia te herkennen: hij had hetzelfde groote hoofd, dezelfde starende oogen en sprekende trekken, kortom, zijn gansche voorkomen deed mij aan hem denken; maar zonderling, hij was in dien tusschentijd niet gegroeid.

Ik naderde hem om mezelf te overtuigen; er viel niet meer te twijfelen; hij was het. Ook hij herkende mij, want op zijn bleek gelaat kwam een glimlach.

—Gij zijt immers met dien ouden man bij Garofoli geweest, juist toen ik op het punt stond om naar het hospitaal te gaan? O wat had ik toen een hoofdpijn!

—En is Garofoli nog altijd uw meester?

Hij wierp eerst een blik om zich heen, vóór dat hij mij antwoordde.

—Garofoli is in de gevangenis; men heeft hem in hechtenis genomen, omdat hij Orlando doodgeslagen heeft.

Het deed mij genoegen, dat Garofoli in de gevangenis zat en voor de eerste maal in mijn leven kwam de gedachte bij mij op, dat de gevangenissen, die mij gewoonlijk zooveel afschuw inboezemden, toch ook haar nut hadden.

—En de jongens? vroeg ik.

—O, dat weet ik niet; ik was niet bij Garofoli's inhechtenisneming tegenwoordig. Toen ik het gasthuis verliet, zag Garofoli in, dat ik niet geschikt was om geslagen te worden, daar ik er altijd ziek van werd; hij besloot toen om mij weg te zenden en verhuurde mij voor twee jaar, met vooruitbetaling, aan het paardenspel van Gassot. Kent gij het paardenspel van Gassot niet? Het is niet heel groot, maar het is er toch een. Zij hadden daar een knaap noodig om bij den ingang te staan en Garofoli verhuurde mij aan Gassot. Bij dezen ben ik tot verleden Maandag gebleven; toen heeft hij mij weggezonden, omdat mijn hoofd te groot is om achter het loketje te zitten. Ik heb Gisors, waar het cirque was opgeslagen, verlaten om weder bij Garofoli te komen, maar deze was nergens te vinden; het huis was gesloten en een buurman heeft mij verteld, dat Garofoli in de gevangenis zat. Ik ben toen daarheen gegaan, daar ik niet wist wat te doen of waarheen mij te begeven.

—Waarom zijt ge niet naar Gisors teruggekeerd?

—Omdat dienzelfden dag, toen ik het paardenspel verliet, dit naar Rouaan vertrok, en hoe zou ik te Rouaan komen? Het is veel te ver en ik heb geen geld; sedert gisterenmiddag heb ik niets gegeten.

Are sens

Copyright 2023-2059 MsgBrains.Com