"Unleash your creativity and unlock your potential with MsgBrains.Com - the innovative platform for nurturing your intellect." » English Books » 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Add to favorite 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Select the language in which you want the text you are reading to be translated, then select the words you don't know with the cursor to get the translation above the selected word!




Go to page:
Text Size:

Vóór dat wij te Chavanon kwamen, zou ik een koe koopen en Mattia zou haar dan aan een touw het hek van vrouw Barberin binnenleiden. Tenminste als Barberin er niet was.—Vrouw Barberin, zou Mattia zeggen, hier breng ik u een koe.—Een koe! gij zijt verkeerd, mijn jongen.—En zij zou zuchten.—Neen vrouwtje, ik ben niet verkeerd, want gij zijt immers vrouw Barberin uit Chavanon? Welnu, bij vrouw Barberin heeft de prins (evenals in de sprookjes) gezegd, dat ik deze koe brengen moest.—Welke prins? Ik zou dan te voorschijn komen en mij in de armen van mijn pleegmoeder werpen, en als we elkaar dan alles verteld hadden, zouden we wafels gaan bakken, die wij drieën en niet Barberin zouden eten, zooals op dien Woensdag, toen hij teruggekomen was en onze pan omgeworpen en de boter voor zijn uiensoep gebruikt had.

Welk een heerlijke droom! Maar om dien te verwezenlijken moest ik een koe kunnen koopen.

Wat zou een koe wel kosten? Daar had ik volstrekt geen begrip van; zeker zeer duur; maar hoe duur dan wel?

Ik wilde geen heel groote en geen heel zware koe. Want in de eerste plaats, hoe zwaarder ze weegt, hoe duurder zij is en bovendien, hoe vetter een koe is, hoe meer zij eet, en ik wilde niet dat mijn geschenk vrouw Barberin in verlegenheid zou brengen.

Voor het oogenblik moest ik dus slechts den prijs der koeien weten, of liever van een koe, zooals ik er een verlangde.

Gelukkig was dit niet zeer moeielijk voor mij en onderweg of 's avonds in de herberg kwamen wij dikwijls in aanraking met koeiendrijvers of verkoopers.

Niets was dus eenvoudiger dan hun naar den prijs te vragen.

De eerste maal, dat ik deze vraag aan een ossendrijver deed, wiens eerlijk gelaat mij had aangetrokken, lachte hij mij in mijn gezicht uit.

De man sloeg met zijn vuist op de tafel, terwijl hij zijn rug in zijn stoel wierp; daarop riep hij de waardin.

—Weet ge, wat mij die kleine muzikant vraagt? Wat een koe kost, geen groote

en geen zware, maar toch een goede koe. Moet zij misschien kunstjes leeren?

En wederom begon hij te lachen, maar ik liet mij niet van mijn stuk brengen.

—Zij moet veel melk geven en niet velen eten.

—Moet zij misschien evenals uw hond aan een touw langs den weg loopen?

Toen hij eindelijk uitgelachen had en zijn spotternijen ophielden, was hij wel geneigd mij een ernstig antwoord te geven en begon hij zelfs een gesprek met mij.

Hij had juist wat ik verlangde, een goede koe, die veel melk gaf, melk zoo dik als room, en bijna niets at; als ik hem tweehonderd francs gaf, dan kreeg ik de koe.

Hoeveel moeite het mij gekost had om hem tot spreken te krijgen, het viel mij nog zwaarder om hem te doen zwijgen, toen hij eenmaal begonnen was.

Eindelijk konden wij naar bed gaan en ik had alle gelegenheid om over zijn woorden na te denken.

Tweehonderd francs, zoo'n som zou ik nog in langen tijd niet bij elkander hebben.

Zou ik die kunnen verdienen? Het scheen mij onmogelijk toe en toch, als het ons nu evenzoo bleef medeloopen als in de eerste dagen het geval was, dan zou ik er misschien kunnen komen. Maar ik moest er den tijd voor hebben.

Ik kwam toen op een andere gedachte; als wij inplaats van naar Chavanon te gaan, eerst Varses bezochten, daarmede zouden wij dan tevens tijd winnen, daar het een omweg was.

We moesten dus eerst naar Varses trekken en vrouw Barberin op onzen terugweg bezoeken; ik zou dan zeker mijn honderd gulden hebben en wij konden ons tooneelstuk: " De koe van den Prins" vertoonen.

Den anderen dag maakte ik Mattia met mijn plan bekend, en deze verzette er zich volstrekt niet tegen.

—Laten wij naar Varses gaan, zeide hij; de mijnen zijn zeer belangrijk, vooral daar ik er nooit een gezien heb.

XXIII.

EEN ZWARTE STAD.

Het is een lange weg van Montargis naar Varses, dat in het midden van de Cevennes ligt op de helling van den berg, die zich naar de Middellandsche Zee buigt; vijf- of zeshonderd mijl recht toe recht aan. Voor ons was hij zelfs wel duizend mijl, daar wij genoodzaakt waren verscheidene omwegen te maken, om onze levenswijs te kunnen voortzetten. Wij moesten heelwat steden en dorpen bezoeken om eene goede som te maken.

Bijna drie maanden hadden wij noodig om den weg af te leggen, maar toen wij in de nabijheid van Varses kwamen, mocht ik dan ook, nadat ik mijn geld had nageteld, de voldoening smaken, mijn tijd goed besteed te hebben; in mijn leeren beurs had ik honderd zeventig francs, die ik bespaard had op mijn uitgaven; ik kwam dus nog dertig francs te kort voor de koe, die ik voor vrouw Barberin koopen wilde.

Mattia was hierover bijna even blij als ik en hij was er niet weinig trotsch op, dat hij er van zijn kant ook veel toe bijgebracht had om zulk een aanzienlijke som bijeen te garen. Zijn aandeel was dan ook werkelijk groot, want zonder hem, en vooral zonder zijn waldhoren, zouden Capi en ik nooit honderd zeventig francs bijeengezameld hebben.

Van Varses naar Chavanon zou het ons stellig wel gelukken om de dertig francs, die ons nog ontbraken, te verdienen.

Varses, waar wij het eerst aankwamen, was honderd jaar geleden een arm dorp, dat als in de bergen verloren lag en slechts bekend was door de kinderen van God, die onder de leiding stonden van Jean Cavalier. Zijn ligging, midden in de bergen, was vooral zeer belangrijk wegens de vervolging der Camisards, maar die ligging was tevens juist oorzaak van de armoede, welke er heerschte.

Omstreeks 1750 ontdekte een bejaard edelman, die een manie voor opgravingen had, verscheidene kolenmijnen te Varses en sedert dien tijd voorzag deze stad met Alais en Saint-Gervais het zuiden van Frankrijk van steenkolen en wel in zulk een hoeveelheid, dat ze aan de Engelschen het kolendebiet in de Middellandsche Zee betwistten. Toen de edelman met zijn nasporingen begonnen was, werd hij van alle zijden bespot, en toen hij tot op een diepte van honderd vijftig meter had gegraven, zonder nog iets gevonden te hebben, nam men zelfs maatregelen om hem als krankzinnige in een gesticht op te sluiten, daar zijn gansche fortuin met deze opgravingen geheel te gronde zou gaan.

Varses bezat, naar men vroeger beweerd had, ijzermijnen; men vond ze niet; men zou er ook nooit steenkolen vinden. Zonder hierop te antwoorden en om zich aan de spotternijen te onttrekken, sloot hij zich in zijn groeve op en verliet deze niet meer; hij at en sliep daar en niemand dan zijn werklieden konden zijn beweren in twijfel trekken; bij elken slag, dien zij met het houweel deden, haalden zij de schouders op, maar aangespoord door de overtuiging van hun meester, volhardden zij bij hun arbeid en de groeven werden dieper. Toen zij tweehonderd meter diep gegraven hadden, vonden zij een steenkolenlaag: de bejaarde edelman was niet langer een krankzinnige; hij was toen een geniaal man; in één dag was de verandering volkomen.

Tegenwoordig telt Varses 12,000 inwoners, en gaat het een groote toekomst voor zijn nijverheid tegemoet, daar 't op het oogenblik met Alais en Bességes de hoop van het Zuiden is.

Wat Varses' fortuin maakt en maken zal is juist hetgeen zich onder en niet boven den grond bevindt. Het levert een treurig en verlaten tafereel op; alles is even onvruchtbaar; men ziet er geen boomen dan hier en daar een kastanje, een moerbeziënboom of eenige kwijnende olijfboomen; maar de grond voedt de planten niet: alom aanschouwt men grijze of witte steenen; slechts daar waar de aarde eenige diepte heeft en de regen erin wordt opgenomen, ontwikkelt zich een weelderige plantenwereld, die een lieflijk verschil oplevert met de naakte bergen.

Uit de onvruchtbaarheid ontstonden zware overstroomingen, want als het regent, loopt het water langs de steile hellingen, als over een geplaveide straat en de beken, die gewoonlijk droog zijn, zwellen dan weder in die mate, dat de rivieren, welke zij voeden, buiten hare oevers treden en de dalen overstroomen. In weinige minuten stijgt het peil van de bedding, drie, vier, vijf el en soms meer.

Varses ligt op de beide oevers van eene der rivieren, de Divonne, die in de stad zelve twee kleine, maar krachtige stroompjes in zich opneemt: de Truyère en de Saint-Andéol. Het is geene fraaie stad, niet zeer zindelijk en zeer onregelmatig.

De wagens met ijzererts of met steenkolen beladen, die van 's morgens vroeg tot

's avonds laat over de rails loopen, welke dwars door de straten zijn aangelegd, laten daar onophoudelijk eene roode en zwarte stof achter, die op regenachtige dagen eene dikke slijklaag vormt, en den grond in een moeras herschept. Als daarentegen de zon schijnt en de wind waait, stijgen en dwarrelen wolken op, die tot boven de huizen zich verheffen. Van boven tot onder zijn de huizen zwart, zwart door slijk en stof, die tot aan de daken oprijst; zwart door den rook der ovens en fornuizen, welke uit de schoorsteenen neerslaat tot op de straat; alles is zwart, de grond, de lucht, tot zelfs het water in de Divonne. Nochtans zijn de menschen op straat nog zwarter dan hunne omgeving: de zwarte paarden, de zwarte wagens, de bladeren der zwarte boomen; nu en dan verkrijgt men den indruk, dat een wolk van roet op de stad is neergedaald of dat eene overstrooming van modderig water de huizen tot aan den nok heeft omspoeld.

De straten zijn niet aangelegd voor wagens en ook niet voor voetgangers, maar voor spoortreinen en karren uit de mijnen; de bodem is geheel bedekt met rails, door wissels met elkander verbonden; boven de hoofden zijn hangende bruggen gemaakt, ziet men drijfriemen loopen of kettingen, die met een oorverdoovend gedruisch lasten ophijschen of aflaten; de uitgestrekte gebouwen, die men voorbijgaat, dreunen tot op hunne grondvesten en wanneer men door de deuren of vensters naar binnen ziet, ontwaart men smeltende massa's, die als reusachtige dieren over den grond voortkruipen; stoomhamers, die een vuur van vonken om zich verspreiden en overal en altijd de zuigers der stoomwerktuigen, die regelmatig rijzen en dalen. Geen monumenten, geen tuinen, geen beelden op de pleinen; alles gelijkt elkander en is naar hetzelfde model gebouwd: log en vierkant. De kerk en het gerechtshof en de school, allen zijn kubieke blokken met meer of minder ramen, naarmate hunne bestemming medebrengt.

Are sens

Copyright 2023-2059 MsgBrains.Com