"Unleash your creativity and unlock your potential with MsgBrains.Com - the innovative platform for nurturing your intellect." » English Books » 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Add to favorite 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Select the language in which you want the text you are reading to be translated, then select the words you don't know with the cursor to get the translation above the selected word!




Go to page:
Text Size:

—Wordt ge krankzinnig van angst?

—Denkt gij, dat ge dood zijt?

—Ik geloof dat hier het water ons niet zal kunnen bereiken en dat, al mochten wij hier omkomen, wij niet zullen verdrinken.

—Dat beduidt….

—Kijk eens naar uw lamp.

—Wel, zij brandt.

—Zooals altijd?

—Neen, de vlam is sterker, maar kleiner.

—Is hier dan mijngas?

—Neen, antwoordde de schoolmeester, daarvoor behoeven wij ook niet bevreesd te zijn; het mijngas evenmin dreigt ons, als thans het water, dat geen voet meer stijgt.

—Doe maar niet of ge een toovenaar zijt.

—Dat is mijn plan ook niet; wij bevinden ons als onder een stolp, waar de lucht niet in doordringt en juist daardoor wordt het water belet er in op te stijgen; de zijgang, die aan het einde afgesloten is, is thans voor ons, wat een duikerklok voor een duiker is; de lucht die door het water is opgedrongen, is in deze gang samengeperst, biedt nu aan den stroom weerstand en dringt dien terug.

Toen wij den schoolmeester hoorden uitleggen, dat wij ons in een soort van duikerklok bevonden, waarin het water ons niet kon bereiken, daar het door de lucht tegengehouden werd, hoorde men van verschillende zijden halfluide opmerkingen die getuigden, dat niemand er geloof aan sloeg.

—Wat een onzin! Heeft het water dan niet de meeste kracht?

—Ja, wanneer het buiten, geheel in vrijheid stroomt; maar als ge een glas het onderstboven in een emmer dompelt, dan zult gij zien, dat het water niet tot bovenin uw glas doordringt. Een gedeelte blijft ledig. Welnu, in die ledige ruimte bevindt zich de lucht. Hier heeft thans hetzelfde plaats; wij zijn bovenin het glas, het water zal niet tot ons komen.

—Dat begrijp ik, hernam oom Gaspard, en ik zie nu in, dat gij allen ongelijk hebt om den schoolmeester te bespotten; hij weet dingen, die wij niet verstaan.

—Wij zijn dus gered?

—Gered? Dat zeg ik niet. Wij zullen niet verdrinken, dat beloof ik u. Wij zijn gered, doordat de zijgang gesloten was en de lucht niet ontsnappen kon; maar juist wat ons nu redt, kan ons het leven kosten; de lucht kan er niet uit, ze is opgesloten. Maar wij zijn ook opgesloten en wij kunnen de gang niet verlaten.

—Als het water gaat dalen….

—Zal het dalen? dat weet ik niet; om dat te weten, moeten wij eerst bekend zijn met de oorzaak der stijging, en wie kan dat zeggen?

—En gij zegt dat het een overstrooming is?

—Welnu, wat dan nog? Het is een overstrooming, dat is zeker, maar waar komt ze vandaan? Is de Divonne buiten haar oevers getreden en heeft zij de putten doen volloopen; is het een stortregen, een bron, die den omtrek overstroomd heeft, of is het een aardbeving? Wij zouden boven moeten zijn om dat te kunnen beoordeelen en ongelukkig zijn we beneden.

—Misschien is de stad weggespoeld?

—Misschien….

Een oogenblik heerschte er een diepe stilte en waren we allen hevig ontsteld.

Het gedruisch van het water had opgehouden; van tijd tot tijd hoorde men nog slechts een dof gerommel en nu en dan voelde men een schok.

—De mijn moet vol zijn, sprak de schoolmeester, het water dringt er niet langer in door.

—En Marius! riep een der werklieden, wanhopend.

Marius was zijn zoon en, evenals hij, houwer, die in de derde laag in de mijn werkte. Tot op dit oogenblik had de zorg voor eigen veiligheid, die altijd het krachtigst spreekt, hem belet om aan zijn zoon te denken; maar toen de

schoolmeester zeide, dat de mijn gevuld was, begon hij aan zijn kind te denken.

—Marius! Marius! riep hij op hartverscheurenden toon; Marius!

Maar hij kreeg geen antwoord, zelfs de echo weerkaatste de stem niet, die binnen de wanden van de gang besloten bleef.

—Hij zal ook een zijgang hebben opgezocht, hernam de schoolmeester; honderdvijftig menschen zullen toch niet verdrinken; dat zou vreeselijk zijn.

Dit echter sprak hij niet op denzelfden overtuigenden toon. Honderdvijftig menschen minstens waren 's morgens de mijn ingegaan; hoeveel hadden haar door de schacht kunnen verlaten of een schuilplaats kunnen opzoeken, zooals wij? Al onze makkers omgekomen, verdronken, dood! Niemand durfde een woord spreken.

Maar in een toestand als de onze, wordt het hart niet door medelijden of sympathie blijvend beheerscht.

—En wij dan? vroeg een ander, na een poos gezwegen te hebben, wat zullen wij doen?

—Wat wilt gij doen?

—Er schiet ons niets anders over dan geduldig af te wachten, hernam de schoolmeester.

—Wat afwachten?

—Wachten; want zoudt gij dan die veertig of vijftig meters, die ons van het daglicht scheiden, met het haakje van uw lamp willen doorboren?

Are sens

Copyright 2023-2059 MsgBrains.Com