"Unleash your creativity and unlock your potential with MsgBrains.Com - the innovative platform for nurturing your intellect." » English Books » 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Add to favorite 📺 📺 ,,Alleen op de Wereld'' by Hector Malot

Select the language in which you want the text you are reading to be translated, then select the words you don't know with the cursor to get the translation above the selected word!




Go to page:
Text Size:

Hij begeeft zich in die richting, tot over de knieën door het water wadende en brengt nog drie man bij de ton, die middelerwijl weder is neergelaten. Hij doet hen daarin plaats nemen en wil zich naar de andere lampen begeven, die hij gezien heeft. Maar de mannen, die hij heeft gered, houden hem met geweld tegen en trekken hem in de ton, terwijl zij het signaal tot ophijschen geven. Het was tijd, het water had alles overstroomd. Dit redmiddel was dus verder onmogelijk. Men moest een ander zoeken, maar welk? Hij stond bijna geheel alleen; honderd-vijftig arbeiders waren in de mijn neergedaald, want honderdvijftig lampen waren dien morgen uitgereikt. Slechts dertig lampen waren teruggebracht: alzoo moesten er honderd-twintig man in de mijn wezen. Waren zij omgekomen? Leefden zij nog? Hadden zij een schuilplaats weten te vinden?

Die vragen rezen bij hem op en vervulden hem met vrees en angst.

Op het oogenblik dat de ingenieur zich overtuigde, dat er honderd twintig man in de mijn opgesloten waren, hadden er buiten verschillende ontploffingen plaats; reusachtige steenblokken werden in de hoogte geworpen; de huizen sidderden alsof zij door een aardbeving heen en weer geschud werden. Dit verschijnsel verklaarde de ingenieur aldus: het gas en de lucht, die door het water teruggedrongen werden, hebben zich in de zijgangen, die geen uitgangen hebben, saamgehoopt en daar, waar de aardlaag te zwak is boven de spleten, hebben zij de aardkorst doen barsten als de wanden van een ketel. De mijn is vol; de ramp is geschied.

In dien tusschentijd was het gebeurde in Varses bekend geworden; van alle kanten daagde de menigte op, werklieden, nieuwsgierigen, vrouwen en kinderen der bedolven arbeiders kwamen toesnellen. Deze vroegen, andere zochten. En daar men hun niets kon antwoorden, verkeerde hun smart in toorn. Men hield de waarheid geheim. Dat was de schuld van den ingenieur! En men maakte zich gereed om de bureau's binnen te dringen, waar de ingenieur over zijn plan gebogen zat, niets van de eischers hoorde, de plaatsen berekenende, waar de arbeiders een schuilplaats hadden kunnen zoeken en waar de redding het eerst moest begonnen worden.

Gelukkig waren de ingenieurs van de naburige mijnen met hun arbeiders toegesneld en met hen de werklieden uit de stad. Men kon de menigte tegenhouden, tot haar spreken. Maar wat kon men tot haar zeggen? Honderd-twintig man ontbreken nog. Waar zijn zij?

—Mijn vader?

—Waar is mijn man?

—Geef mij mijn zoon terug! De stemmen hebben geen klank, de vragen worden door snikken afgebroken. Wat dien kinderen, die vrouwen en moeders te antwoorden?

Één woord slechts: de ingenieurs zijn met elkander in overleg.—Wij zullen zoeken, wij zullen het onmogelijke beproeven. Vooruit!

De middelen welke tot redding moesten aangewend worden, waren die, welke de meester ook voorzien had. De tonnen, die het water moesten uitpompen, waren reeds in de drie putten gebracht, en zij zouden dag noch nacht met werken eindigen, totdat het oogenblik gekomen was, waarop de laatste droppel water in de Divonne geloosd zou zijn.

Gelijktijdig zou men met het uithouwen der gangen een aanvang maken.

Waarom boorde men in die en niet in eene andere richting? dat wist men zelf niet. Voor een gedeelte moest men 't aan het toeval overlaten; maar men werkte.

De ingenieurs konden het niet eens worden welk nut het had om de gangen, zonder eenige zekerheid in welken toestand de nog levende mijnwerkers verkeerden, te onderzoeken; maar de mijningenieur hoopte dat de arbeiders in de oude werken een schuilplaats zouden gevonden hebben, waar de overstrooming hen niet had kunnen bereiken, en hij wilde, dat men beginnen zou met die plaats te doorboren, al zou men niemand redden.

De opening, welke voor deze doorboring noodig was, zou men zoo klein mogelijk maken, om alles in den kortst mogelijken tijd te laten geschieden.

Zonder zich dag noch nacht een oogenblik rust te gunnen, zou men met dezen arbeid voortgaan; aanhoudend zou men pompen en boren tegelijk.

Al duurde het lang voor hen, die buiten de mijn tot onze bevrijding werkten, hoeveel langzamer moest de tijd omgaan voor ons, die machteloos en gevangen waren, die verplicht waren te wachten, zonder eenige zekerheid of men nog tijds genoeg zou komen om ons te redden.

Het pompen deed ons niet lang in dienzelfden opgewonden toestand blijven, waarin het ons eerst gebracht had. Door nadenken geraakten wij in een andere

stemming. Wij waren niet vergeten; men had alles tot onze redding in het werk gesteld; onze hoop zou dus niet ijdel zijn; maar zou het uitpompen spoedig genoeg voortgaan? dit maakte ons angstig.

Bij het lijden van den geest voegden zich thans de kwellingen van het lichaam.

De moeilijke houding, waarin wij verplicht waren op den uitgehouwen bodem te blijven staan, werd hoe langer hoe afmattender; wij konden ons niet bewegen om onzen strammen leden weder lenigheid te geven en onze hoofdpijn werd erger en hinderlijker.

Carrory was het minst aangedaan.

De schoolmeester gaf ons brood.

—Het is niet genoeg, zeide Carrory.

—Het stukje brood moet langer duren.

De anderen zouden gaarne deelgenomen hebben aan onzen maaltijd, maar zij hadden gezworen te gehoorzamen en zij hielden hun eed.

—Al is ons het eten verboden, drinken mogen wij zooveel wij lusten, sprak Compayrou.

—Zooveel ge wilt; wij hebben water in overvloed.

—Drink de gang maar leeg.

Pagès wilde naar beneden gaan, maar de meester veroorloofde dit niet.

—Gij zult een wand doen instorten; Rémi is lichter en vlugger, hij zal naar beneden gaan en ons het water aanreiken.

—Waarin?

—In mijn schoen.

Men gaf mij een schoen en ik maakte mij gereed om mij naar beneden te laten glijden.

—Wacht even, sprak de meester, laat ik u een hand geven.

—Wees maar niet bang: als ik val, dan is het nog niets, want ik kan zwemmen.

—Ik wil u een hand geven.

Op het oogenblik, dat de meester zich vooroverboog, gleed hij vooruit en, hetzij hij zijn beweging slecht had berekend, of wel zijn lichaam stijf was geworden door den langen tijd van rust, of het hout hem niet meer kon torsen, hij gleed langs de helling van den zijgang en verdween met het hoofd voorover in den duisteren afgrond. De lamp, die hij vasthield, om mij bij te lichten, viel eveneens. Er heerschte thans volslagen duisternis en uit aller borst ontsnapte een angstkreet.

Gelukkig was ik op het punt om neer te dalen en ik liet mij langs mijn rug afglijden, zoodat ik een seconde na den meester mij in het water bevond.

Gedurende mijn reizen met Vitalis had ik genoeg zwemmen geleerd, om mij even zoo op mijn gemak te gevoelen in het water als op den vasten grond; maar hoe zou ik mij in dat donkere hol bewegen?

Daaraan had ik niet gedacht, toen ik mij naar beneden liet vallen; ik had slechts aan den meester gedacht, die zou verdrinken, en met het instinct van een nieuwfoundlander had ik mij in het water geworpen.

Are sens

Copyright 2023-2059 MsgBrains.Com